Alleen opleiden vanuit techniek is niet voldoende
Steeds meer lagelonenlanden waar het Westen industrieel werk naartoe verplaatste, hebben inmiddels een groeiende middenklasse met hogere lonen en ‘luxere’ wensen. En dus kijken producenten aldaar meer naar de interne markt. Zo zullen de lonen in China over enkele jaren net zo hoog zijn als hier, schetst Van Houten.
“Veel bedrijven hebben geleerd dat je dus net zo goed hier kunt produceren. Dat scheelt bijvoorbeeld vervoerskosten en aansturing op afstand.” Maar het is alleen rendabel als ook hier de loonkosten beperkt blijven. Wat de trend van automatisering en robotisering verklaart.
En wat als bijkomend voordeel geeft dat er in kleine series of per stuk geproduceerd kan worden. “Voor auto’s is het al heel normaal dat je als consument zelf een exemplaar kunt configureren en andere producten volgen die trend. De marges bij dat soort bestellingen liggen namelijk hoger.”
Flexibiliteit
Dit voorbeeld geeft volgens Van Houten ook aan dat Smart Industry meer om het lijf heeft dan automatisering van productie alleen. Producten moeten besteld en geconfigureerd kunnen worden. “Je ziet nu gebeuren dat de IT-toepassingen die we daarvoor kennen doordringen in de industrie.
Bestaande apparaten worden flexibel in te gezet.” Daarbij mag volgens hem niet vergeten worden dat er ook naar de producten zelf gekeken moet worden. Nieuwe producten hebben veel invloed op de automatisering.
Doordat de technische levenscyclus een stuk korter is dan voorheen, moeten nieuwe producten sneller worden ontwikkeld, wat om flexibele productiefaciliteiten vraagt. “Indien je sneller ontwikkelt, kun je ook beter inschatten wat een product op de markt zal doen.”
Brede blik
Dit alles betekent dat er een ander soort mensen nodig is in fabrieken. Momenteel fungeren operators in hun toezichthouderrol vooral als verlengstuk van een machine, stelt Van Houten. Zij zullen echter een bredere rol krijgen en zich meer moeten richten op de efficiëntie van het gehele proces. Dit heeft zijn weerslag op het onderwijs. Dat verschuift steeds meer naar een multidisciplinaire manier van leren.
Een ontwerper heeft veel meer verantwoordelijkheid dan alleen te zorgen dat het product er komt.
Studenten krijgen in groepjes een opdracht en moeten niet alleen een ontwerp maken maar het ook daadwerkelijk realiseren. Zulke ontwerpen bestaan dan niet alleen uit mechanische, maar ook softwarematige en elektrotechnische, componenten zodat alle aspecten van een product aan bod komen.
Daarnaast wordt ook de nadruk gelegd op de klant kant. Van Houten: “Waarom willen mensen een product aanschaffen? Duurzaamheid, ontwerp, prijs; er zijn vele factoren. Een ontwerper heeft veel meer verantwoordelijkheid dan alleen te zorgen dat het product er komt.
Hoe zit het bijvoorbeeld met onderhoud, end of life en recyclen? De samenleving verandert, dat doet wat met je product. Daarom moeten we mensen niet alleen vanuit de techniek opleiden, maar ze leren dat ze midden in de samenleving staan en om zich heenkijken.”
Experimenteren
Daarbij moet gebruikgemaakt worden van andere tools dan voorheen, zoals analytische-toepassingen. Momenteel zijn er nog te weinig gereedschappen om het ontwerpproces op de juiste manier te ondersteunen, stelt Van Houten. “Daarom wordt op universitair niveau fundamenteel onderzoek gedaan naar wat nodig is. Waar het bedrijfsleven weer baat bij zal hebben.”
Bij die laatstgenoemde merkt hij een grote belangstelling voor Smart Industry-toepassingen, maar wordt het concreet inzetten ervan nog vaak gezien als ingewikkeld. Zeker wanneer de urgentie ter sprake komt. “Bedrijven zijn bang voor de investering in apparatuur en kennis. Maar afwachten is killing voor de Nederlandse industrie.
Je moet juist nu je voordeel doen met de snelheid en ervaring die we hier hebben met productontwikkeling. Ga gewoon eens experimenteren met een robot. Die kost tegenwoordig hetzelfde als een middenklasse auto. Dan merk je pas echt wat er gaande is.”