Buitenlandse investeringen nodig voor ontwikkeling biotechsector
Medisch Voor buitenlandse farmaceuten kan het aantrekkelijker zijn om in onze buurlanden te investeren. Hoe kunnen we het investeringsklimaat in Nederland verbeteren?
Jan van de Winkel
Mede-oprichter en CEO Genmab
“Om als Life Science bedrijf te kunnen groeien, moet je aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeerders. Vooral uit de Verenigde Staten. Ik spreek uit eigen ervaring. Er is daar veel meer ervaring met investeren in Life Sciences dan in Nederland. Daarnaast hebben ze een verder reikende horizon, die is echt nodig voor het ontwikkelen van medicijnen. Het mobiliseren van belangrijke spelers uit de VS is cruciaal om echt stappen te kunnen zetten. Onze overheid moet ervoor zorgen dat het aantrekkelijk is om te investeren in Nederlandse bedrijven. Dat gebeurt nu bijvoorbeeld met de Innovatiebox, daar maken we zelf ook gebruik van. Het is belangrijk dat er in ons land een structurele ondersteuning komt voor innovatie en ondernemerschap. Dat kan via beurzen en bijvoorbeeld gunstige belastingmaatregelen.
Daarnaast moeten we voldoende goed opgeleide mensen hebben om in de Life Sciences industrie te werken. Daarom is er een grote investering nodig in onderwijs. De basiscondities zijn uitstekend. Biotech/farma is een schone industrie en biedt hoogwaardige banen met perspectief voor hoogopgeleide mensen.
”We moeten voldoende goed opgeleide mensen hebben om in de Life Sciences industrie te werken”
Bovendien is het zelf ontwikkelen en produceren van medicijnen goedkoper dan het importeren van geneesmiddelen uit bijvoorbeeld de VS. Je creëert een aantrekkelijk ecosysteem dat op langere termijn economisch van groot belang kan zijn. Juist daarom moet een nieuw te vormen kabinet investeren met een langer commitment.
Vier of acht jaar is te kort voor deze sector. Veel buurlanden doen dit beter. In België bijvoorbeeld, levert een consistent beleid over een langere periode een snel groeiend aantal zeer succesvolle biotech- en farmabedrijven op. Het zijn combinaties van maatregelen die helpen zoals beurzen, een nog betere (logistieke) infrastructuur, belastingvoordelen, en echt langjarig investeren in dit soort type bedrijvigheid.”
Ton Rabelink
Hoogleraar Interne Geneeskunde aan de Universiteit van Leiden
“De laatste decennia is innovatie heel erg gedreven door techniek. Dat vlakt nu af. Biotech komt in een versnelling. Dit betekent dat overheden daar nadrukkelijker naar kijken. Meer werkgelegenheid en gezondere burgers; dat is maatschappelijk en politiek gezien erg belangrijk. Kijk je naar kosten, dan betaalt Nederland 90 miljard aan zorg. Dat is heel veel. Biofarma heeft de laatste jaren veel meters gemaakt als het gaat om veel meer op de individuele patiënt ingerichte behandeling en geneesmiddelen. Dat zorgt voor kostenbesparingen. In landen als Japan en de VS spelen technologische bedrijven daarin een steeds belangrijkere rol; ze schuiven op richting biofarma. In deze landen worden medicijnen ook sneller toegelaten tot de markt, in combinatie met de introductie van instrumenten waarmee de veiligheid kan worden gewaarborgd. Daardoor ontstaat een gunstig investeringsklimaat.
In Europa lopen we wat dat betreft achter. We investeren te weinig en houden een complexe regelgeving in stand. In vergelijking met de landen om ons heen, doen we het in Nederland goed. Ons topsectorenbeleid speelt daarin een belangrijke rol. Het stelt ons in staat om ook op het gebied van Life Sciences & Healthcare een voortrekkersrol te spelen.
”We investeren te weinig en houden een complexe regelgeving in stand”
We zetten krachtig in op deze sector. De regelgeving is nog een limiterende factor. Vooral omdat dit een Europese aangelegenheid is en het eindeloos duurt voordat we het met elkaar eens zijn over soepelere regels. Dat moet echt veranderen. Als je het goed speelt, kun je een voorsprong nemen.
Wij hebben als land veel voordelen. We zijn bijvoorbeeld goed toegankelijk, hebben diverse florerende Life Scienceparken en er is een goede onderlinge samenwerking met bijvoorbeeld academische ziekenhuizen. Nederland zou een heel goede partner kunnen zijn voor grote technobedrijven die willen investeren in Life Sciences & Healthcare.”
Luuk van der Wielen
Directeur van het Bernal Institute van de University of Limerick
“Nederland kent betrekkelijk weinig traditie op farmagebied. Er zijn een paar clusters (Leiden, Oss) met nog te geringe internationale investeringen. Naar mijn idee wordt er te weinig gedaan om het investeringsklimaat snel te verbeteren. Dat heeft onder meer te maken met het gebrek aan fiscale maatregelen van onze overheid. Landen om ons heen doen dat veel beter, met Ierland als uitschieter.Het gaat ook om het introduceren van flankerende ontwikkelingen. Als investeringen eenmaal zijn gedaan, moet het gecreëerde op langere termijn in stand worden gehouden. In Ierland worden farmaceuten die investeren of dit overwegen, geholpen om allerlei zaken rondom kwaliteitsverbetering en kostenreductie door te voeren. Dit is een belangrijk flankerend pallet aan activiteiten. Als ik naar Nederland kijk, wordt er op dat gebied te weinig gedaan.
Innovatie bijvoorbeeld, wordt gesteund uit een paar algemene regelingen. Er worden pogingen gedaan, met een zeker succes, maar het levert nog onvoldoende bedrijvigheid op. Kennis is in Nederland volop aanwezig. Als je het echt wilt, moet je er als overheid voor zorgen dat je het investeringsrisico verlaagt. De kosten van kapitaal spelen daarin de belangrijkste rol.
”Wellicht vinden pensioenfondsen het wel interessant om een investeringsfonds op te zetten”
Ik pleit niet voor subsidies, omdat ik vind dat die geen goede economische basis geven. De overheid kan met meer risicovolle investeringen helpen. Zoals bij het mechanisme van ontwikkelings- maatschappijen, zorgen dat het ook voor de Europese Investeringsbank aantrekkelijk wordt om mee te doen en door de kosten van kapitaal verder te verlagen.
Wellicht vinden pensioenfondsen het wel interessant om een investeringsfonds op te zetten. Zij hebben een langere horizon als het gaat om beleggingen en de farmabedrijven hebben vaak te maken met een lange ontwikkelingsduur. Het is slechts één voorbeeld, maar het kan een interessant partnership zijn.”
Gerard Schouw
Directeur Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen
“We moeten het uitvindersklimaat in Nederland verder versterken. Bijvoorbeeld door de kleine bedrijven te laten groeien. Dit kan door meer publiek-private samenwerking en synergie met grotere bedrijven. Dat hoeven niet per definitie grote farmabedrijven te zijn; we zien ook dat bedrijven uit andere sectoren met hun nieuwe technologieën aan productontwikkeling doen. Dit doen ze steeds vaker in samenwerking met bedrijven uit de farmaceutische bedrijfstak. Denk aan Siemens en Philips en verder weg bijvoorbeeld aan Fuji en Nikon. Er ontstaat een heel nieuw hybride stelsel. In de toekomst krijg je wellicht een geneesmiddel dat door Philips samen met een farmaceutisch bedrijf is ontwikkeld. Dat zijn interessante kruisbestuivingen. Ik wil graag dat Nederland een broedplaats wordt voor dit soort initiatieven.
We hebben een hoogwaardige researchindustrie, met korte verbindingen en een heel goede infrastructuur. Dat moeten we veel beter in de etalage zetten, want onbekend maakt onbemind. Daar hoort ook het promoten van onze hotspots bij.
“We moeten het uitvindersklimaat in Nederland verder versterken”
We hebben in Nederland 1.200 biotechbedrijven, acht universitaire medische centra en twaalf universiteiten die betrokken zijn bij biomedische research. We moeten trotser zijn op wat we hebben en aan het ontwikkelen zijn en het investeringsklimaat nog meer aanscherpen.
Daar heeft de overheid een actieve rol in en die moet zij ook op zich nemen. Investeer in onderwijs, zorg voor goede voorzieningen, een concurrerend belastingklimaat en minder regeldruk. Dat laatste is voor onze sector ontzettend belangrijk.
Daarnaast is samenwerking heel belangrijk. Wij streven naar allianties tussen alle partijen die een rol spelen binnen Life Sciences & Healthcare. Dat levert nieuwe businessmodellen op. Samen zorgen we voor de hoognodige innovatie, allemaal in het voordeel van de patiënt.”